De doorstroommonitor van het Samenwerkingsverband vo-ho laat geen succesvolle knoppen zien om de aansluiting direct te verbeteren. Wel helpt de monitor om instroom, keuzegedrag en uitval beter te doorgronden.
Wat zijn succesvolle interventies bij een soepele doorstroom van het voortgezet naar het hoger onderwijs? Met dat doel brengen Hogeschool Inholland, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Thomas More sinds 2016 gezamenlijk de trends in kaart bij de in- en doorstroom van studenten. In 2019 heeft ook de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) zich aangesloten bij de werkgroep. Zo kunnen zowel de data van het hbo als de universiteit worden geanalyseerd.
Zichtbaar
De cijfers uit de doorstroommonitor tonen helaas nog geen zichtbare opbrengsten van de regionale samenwerking voor een betere aansluiting in de Rotterdamse regio. De uitval van studenten is nog steeds aanzienlijk hoog.
“Dat is jammer, want de monitor was wel bedoeld om het effect van interventies zichtbaar te maken”, zegt Emiel Akkermans, manager Werving Instroom Relatiemanagement bij Hogeschool Inholland. Hij maakt deel uit van de werkgroep die namens het samenwerkingsverband de monitorheeft ontwikkeld. “Niet alles is meetbaar, want het hoger onderwijs onderneemt veel activiteiten die bijdragen aan meer welzijn en studiegeluk. Dat zien we niet direct terug in de cijfers, maar die opbrengsten zijn er wel.”
Merkbare effecten
De doorstroommonitor (gegevens van Hogeschool Inholland, Hogeschool Thomas More, Hogeschool Rotterdam) geeft inzicht in uitval in het 1e jaar, P-rendement en aantal behaalde studiepunten. De EUR levert vooralsnog de doorstroomgegevens apart aan, en levert daarbij ook andere cijfers op die het waard zijn om nader uit te spitten. Zo laten deze cijfers een sterk verband zien tussen het gemiddelde eindcijfer op het vwo-diploma en de studieprestaties: hoe hoger de cijfers, hoe meer studiesucces. Maar dit geldt weer niet voor alle vakken.
De werkgroep gaat daarom door met het verzamelen van cijfers. Daarnaast gaat de werkgroep via kwalitatief onderzoek merkbare effecten verzamelen, bijvoorbeeld door jongeren te bevragen over hun keuzes en ervaringen. Vo-scholen hebben daar veel aan, denkt Emiel. “We willen graag aan scholen deze trends laten zien en op basis daarvan met elkaar in gesprek gaan. Een van de doelen blijft dat leerlingen en studenten uiteindelijk wel de effecten merken van de inspanningen in dit programma.”
Factoren voor studiesucces
Veel verschillende factoren spelen een rol bij studiesucces, zo blijkt uit de cijfers. Die factoren hebben lang niet altijd te maken met de kwaliteit van een onderwijsinstelling, voorlichtingsactiviteiten of het LOB-programma, maar eerder met de omgeving van de leerling.
Zo halen studenten uit de gemeente Rotterdam een stuk minder studiepunten in het eerste jaar. De monitor laat jaar na jaar zien dat zij aanzienlijk vaker met hun studie stoppen dan studenten uit omliggende gemeenten. “In de stad zitten meer gebroken gezinnen, minder hoogopgeleiden en meer eerste-generatie-studenten”’, geeft Emiel als mogelijke verklaring. Jorian Waleson (coördinator voorlichting bij de Erasmus Universiteit Rotterdam) vult aan: “Minder sociale ondersteuning is een belangrijke oorzaak dat studenten minder succesvol zijn en eerder uitvallen”.
Check aannames
De cijfers uit de monitor zijn ook zinvol om allerlei aannames te checken. “We denken bijvoorbeeld dat de stap naar de universiteit voor hbo’ers moeilijker is dan voor vwo’ers”, zegt Jorian. “Uit de cijfers blijkt dat dit voor sommige opleidingen wel opgaat en voor andere opleidingen helemaal niet.”
Voor een universitaire studie blijkt een sublieme beheersing van Engels niet zoveel uit te maken. “Die aanname was er wel, omdat studenten bij veel studies veel Engelse teksten moeten lezen”, zegt Jorian. “Maar of je nu een 6 of een 8 als eindcijfer hebt voor Engels, op de universiteit zijn je kansen op studiesucces vrijwel gelijk.”
De keuze voor wiskunde B is juist wel een belangrijke succesfactor. Voor economische studies zijn de kansen maar liefst 50 procent groter met wiskunde B in het profiel. “Deze kennis helpt leerlingen bij een goede profielkeuze, zodat ze in de vervolgopleiding meer kans maken”, geeft Jorian aan.
Voorbereiding op studiekeuze
Nog iets dat duidelijk uit onderzoek naar voren komt: 50 procent van de studenten die uitvallen of van studie wisselen, verklaart geen goede studiekeuze gemaakt te hebben. “Bij het doorvragen blijkt dat ze zich niet goed georiënteerd hebben op een studie”, vertelt Emiel. “Andere redenen zijn dat ze het studeren onderschat hebben, niet hard genoeg gewerkt hebben of dat ze overweldigd zijn door de veelheid in hun leven. Stoppen of switchen hangen meer samen met de randvoorwaarden dan met de studie zelf.”
“Als je beter voorbereid bent, wordt de kans van slagen wel aanzienlijk groter”, zegt Jorian. “Helaas onderschatten jongeren dit vaak. Bijna een kwart van de instromers op de Erasmus Universiteit is nog nooit bij ons langs geweest. Wij raden aan om dat juist wel te doen, zeker als je de opleiding helemaal niet kent. Laat scholieren niet te makkelijk wegkomen met redenen waarom ze niet de open dagen bezocht hebben.”
Meer aandacht voor aansluiting
Het samenwerkingsverband is inmiddels uitgegroeid tot een groot regionaal netwerk van collega’s uit alle lagen van de scholen/instellingen, die snappen dat aansluiting meer aandacht verdient. Ook dat is een belangrijke opbrengst geeft Emiel aan. “Scholen nemen het belang van goede aansluiting op in beleidsteksten. Daardoor begrijpen meer mensen dat de goede aansluiting aandacht verdient. Ook de onderwijsinspectie kijkt scherper wat het voortgezet onderwijs aan loopbaanoriëntatie en aansluiting doet. Het gaat om meer dan alleen het diploma.”
Tips voor decanen en mentoren:
Meer informatie over de cijfers: