Het profielwerkstuk bereidt leerlingen voor op werkwijzen die in het hoger onderwijs gebruikelijk zijn. De nieuwe projecthandleiding en het werkboek PWS geven houvast om alvast hieraan te wennen
“Waar heb je zelf het meest aan gehad op de havo”, vroeg Greetje Kranenburg (docent biologie/NLT bij het Insula College) eens aan een oud-leerling die ze op een open dag weer tegenkwam. Zonder aarzeling noemde hij het profielwerkstuk.
Dat verbaasde haar zeer, want ze wist dat voor deze leerling de samenwerking met anderen een worsteling was geweest. Dat klopte, beaamde de leerling. “Maar ik weet dat ik die samenwerking nu goed in de gaten moet houden en waar ik op moet letten. Want het eerste wat ik op het hbo moest gaan doen was samenwerken.”
Grotemensenwereld
Eerder had Greetje niet uitgebreid stil gestaan bij het belang van het profielwerkstuk. Sinds dit gesprek kijkt ze daar heel anders tegenaan. Ze noemt het nu de belangrijkste manier om leerlingen iets bij te brengen over ‘de grotemensenwereld’.
Rowan Beijk-Huijgen herkent dit helemaal. Als projectleider Wetenschapsknooppunt Erasmus Universiteit Rotterdam en coördinator Aansluiting vo-ho weet ze dat het profielwerkstuk alles verenigt waarop het hoger onderwijs verder bouwt. “Scholieren leren onderzoeken en zelf de regie te nemen, maar ook medestudenten aan te sporen als dat nodig is. Het profielwerkstuk draait dus zeker niet alleen om het eindresultaat. Van de manier waarop het tot stand komt leren scholieren minstens zo veel.”
Zelfstandigheid
Een kleine groep leerlingen heeft aan een kernachtige uitleg genoeg en kan zelfstandig aan de slag. Maar het overgrote deel, zeg 80%, moet stapsgewijs begeleid worden naar het eindproduct.
Deze groep heeft iets nodig om op terug te vallen, zegt Greetje. “Voor havo-leerlingen is het lastig om al in havo-4 te starten met het profielwerkstuk, dus alles moet in havo-5 plaatsvinden. Als je ook nog tachtig uur moet besteden aan een profielwerkstuk waar je geen les in krijgt, dan is dat lastig voor nogal wat leerlingen. Zeker als je ook geen lesboek hebt.”
De leerlingenhandleiding van haar school bood scholieren helaas weinig houvast, merkte Greetje. “Ik moest hem zelf drie keer lezen voordat ik begreep wat de bedoeling was. Leerlingen gaan dat zeker niet doen. Maar we verwachten wel veel zelfstandigheid, want als begeleider kun je niet het hele proces compleet begeleiden. Ze moeten dus veel zelf kunnen opzoeken. Het liefst ‘web based’ in plaats van in een heel boekwerk. Dat sluit aan op de manier waarop leerlingen gaan zoeken.”
Kapstok
Die kapstok is er nu. Het samenwerkingsverband Vo-ho verspreidt deze maand de nieuwe Leerlinghandleiding PWS (projecthandleiding én werkboek) op de vo-scholen in de regio. Ook wordt de bestaande Docentenhandleiding PWS aangevuld voor het vwo. Deze komt half oktober beschikbaar.
Deze nieuwe projecthandleiding lijkt op de modulewijzers in het hoger onderwijs, die studenten per module ontvangen. De handleiding bevat de noodzakelijke informatie voor studenten om het overzicht te hebben. Met de informatie en de opdrachten in het werkboek kan een leerling toewerken naar de opdrachten vanuit school.
Groepjes of niet?
De docent speelt in de begeleiding een belangrijke rol. Hij krijgt in de docentenhandleiding handvatten om de leerlingen op een ho-achtige manier te begeleiden. “Veel docenten vinden het lastig om leerlingen te begeleiden op een manier die goedt voorbereidt op het hoger onderwijs”, is de ervaring van Rowan. “Ze hebben best een beeld bij onderzoek doen, maar we krijgen veel vragen of ze dat nou in groepjes moeten doen of niet, in hoeverre ze leerlingen moeten sturen en wanneer ze moeten loslaten. De handleiding geeft daarvoor aanknopingspunten.”
Heel belangrijk is het om de leerlingen heldere structuur aan te bieden. “Deze rode draad moet hetzelfde zijn, welk vak het ook is”, vindt Rowan. “Door overal dezelfde terminologie en fasen te gebruiken komt er veel meer eenduidigheid. Dat helpt scholieren verder en bereidt hen goed voor op studeren in het hoger onderwijs.”
Festival
Bij de ontwikkeling van de handleidingen heeft Greetje diverse andere scholen bezocht. Daar zag zij dat een eindpresentatie niet alleen hoeft bestaan uit een verslag met een powerpointpresentatie, maar dat er ook andere vormen mogelijk zijn. Zij zag op een andere school hoe leerlingen een festival georganiseerd hadden of een liefdadigheidsorganisatie hadden opgezet. “Aan het einde deden ze een pitch. De scholieren waren prachtig aangekleed en stonden te stralen.”
Voor Greetje was dat een eye-opener. “Bij ons op school krijgen de leerlingen nu ook de keuze om hun profielwerkstuk te presenteren in de vorm van een pitch. Een onderdeel daarvan is een activerende activiteit om toehoorders bij het onderwerp te betrekken. Soms gebruiken leerlingen hiervoor een Kahoot-quiz, maar vaak komen ze ook met hele andere originele ideeën.”
Extra zetje
Het werkboek geeft scholen ook de mogelijkheid om meer te differentiëren. Naar schatting tien procent van de leerlingen heeft namelijk meer begeleiding nodig.
Greetje heeft er plezier in om achterblijvende leerlingen toch naar een zes of een zeven te halen. “Vaak is het geen luiheid, maar moeten ze beseffen dat ze het kunnen. Ik houd de lijntjes kort en bied structuur, bijvoorbeeld door even te vragen hoe ver ze zijn. Ik geef ze graag een zetje en laat blijken dat ik vertrouwen in ze heb. Dan zeg ik: je kan het, je weet alleen nog niet hoe.”
Tips voor docenten bij de begeleiding van profielwerkstukken:
Tekst: Sigrid van Iersel