Voortgezet onderwijs en hoger onderwijs (dansacademie en conservatorium) zijn bij Codarts met elkaar verweven. De leerlingen en hun talenten staan volledig centraal, de uitval bij de algemene vakken is bijna nul. Wat kunnen andere scholen hiervan leren?
Binnen Codarts werken Sander Tetteroo (directeur Codarts Lyceum) en Caroline Harder (hoofd van de Bachelor Dance Performer/Music theatre en Master Choreography) nauw met elkaar samen. De vooropleiding (havo/vwo) en de vakopleiding (hbo) zijn op dezelfde locatie gevestigd in Rotterdam.
De havo/vwo-opleiding voor Muziek en Dans heeft onlangs een nieuwe naam gekregen: Codarts Lyceum. Deze naam benadrukt nog duidelijker dat havo/vwo (lyceum) en de vakopleiding binnen Codarts volledig bij elkaar horen.
Zodra leerlingen op 12-jarige leeftijd binnenkomen, beginnen jullie al met de voorbereiding op de vakopleiding. Hoe gaat dat?
Sander Tetteroo: “Op onze school geven we zowel de algemene vakken als de artistieke vakken. Daarmee bereiden we onze leerlingen zo optimaal mogelijk voor op de audities. Ze leren hier ongelooflijk goed plannen, ontwikkelen veel doorzettingsvermogen en leren hoe je samen tot een prachtige productie komt.”
Hoe werkt dit door in de cijfers over de doorstroom?
Sander: “De uitval bij de algemene vakken is bijna nul. Voor de artistieke vakken is er een auditiesysteem na het eerste en derde jaar, met een uitval tussen 0 en 15% per jaar. Leerlingen die niet door de audities komen, hebben nog steeds een volwaardig vo-diploma waarmee ze ook een andere opleiding kunnen gaan doen.”
Caroline Harder: “We proberen alle leerlingen op artistiek gebied door te laten gaan. Maar soms vallen leerlingen toch uit, bijvoorbeeld bij fysieke beperkingen of als de motivatie afneemt. Dan begeleiden we leerlingen bij het zoeken naar een andere opleiding.”
Wat kunnen andere scholen van jullie leren op het gebied van doorstroming?
Sander: ”De overstap tussen vo en hbo is nog steeds gigantisch groot. Het zou daarom ideaal zijn als elke vo-school gekoppeld is aan een of meerdere hbo’s of universiteiten. Een school met een kunstafdeling kan direct samenwerken met de Willem de Kooning Academie. Hetzelfde geldt voor het economische onderwijs met de Erasmus Universiteit, of technische vakken met de TU Delft. Iedere vo-school kan iedere week tien klokuren vrijmaken om deze nauwe samenwerking vorm te geven.”
Wat kunnen scholen nog meer doen?
Sander: “De persoonlijke benadering is enorm belangrijk, dus dat raad ik andere scholen ook aan. We hebben hier alle 200 leerlingen iedere dag in beeld. Dat gaat vooral hoe het met het kind is. Als het met een kind goed gaat, gaan de cijfers ook omhoog.
Als docenten laten we zien dat we er voor hen zijn en dat ze op ons kunnen vertrouwen. Bij ons hebben ze net zo goed allerlei problemen, zoals vechtscheidingen of verwaarlozing. Bijna alle jongens hebben een pestverleden. We willen zo goed mogelijk regelen dat leerlingen vrij zijn in hun hoofd, zodat ze aan dans of muziek kunnen werken.”
Caroline: “We kijken hoe wij de kinderen zo goed mogelijk kunnen faciliteren. Daarvoor hebben we een 'team around the artist' gecreëerd. Dat is een ondersteuningsteam met gezondheidsspecialisten, studieloopbaanbegeleider en twee mentoren, voor het artistieke gedeelte en het schoolgedeelte. Dat is niet een kwestie van geld, maar een andere manier van denken.”
Welke uitdagingen hebben jullie?
Sander: “Net als iedere andere school beoordeelt de inspectie ons op doorstroming en eindexamencijfers. Maar we hebben weinig uren voor het algemene gedeelte, want we zijn in eerste instantie een vooropleiding voor de dansacademie en het conservatorium. Onze natuurlijke prioriteiten liggen bij dans en muziek.
In het avo-gedeelte zijn we vooral bezig met de voorbereiding op de eindexamens, niet met het stimuleren van het creatieve brein. Dat zouden we graag anders zien, namelijk door de algemene vakken en de artistieke vakken te integreren.”
Hoe inspireren jullie de leerlingen?
Caroline: “Nederland heeft een hoog niveau in dans, maar er heerst hier al snel een gevoel van tevredenheid, een zesjescultuur. Daarmee kom je niet ver in de dans- en muziekwereld; wij streven juist naar een 9. Om dat te stimuleren, hebben we een internationaal uitwisselingsprogramma opgezet. Als ze bij collega-scholen rondlopen en hun toekomstige concurrenten zien, vallen de oogkleppen ineens af. Dat inspireert enorm.”
De vo- en hbo-leerlingen zitten samen in één gebouw. Wat betekent dat in de praktijk?
Sander: “Dat is een enorm voordeel. Onze vo-leerlingen zien elke dag waar ze naartoe werken en hoe je hier met elkaar omgaat. Al hebben we hier geen schoolplein, ze hebben nog steeds ruimte om kind te zijn.
We hebben weinig pesterijtjes, omdat onze leerlingen allemaal hetzelfde doel hebben. Een jongetje zei laatst dat dit zijn tiende school is en nu pas weet hoe fijn school kan zijn. Omdat ze zich hier eindelijk veilig voelen, slagen ze hier vaak wel.”
Caroline: “Als je muziek wilt maken of wil dansen, kun je hier helemaal jezelf zijn. We zien dat dromen werkelijkheid worden. Als ik een danser bij het Nederlands Danstheater geniaal zie dansen die ik hier als tienjarige heb zien binnenkomen, ben ik daar elke keer weer trots op.”